-
1 snuffle out
snuffle out -
2 snuffle
n. snuiven, het door de neus spreken--------v. snuiven; door de neus sprekensnuffle1[ snufl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 snuif————————snuffle2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 twang
n. getokkel, scherp geluid, neusklank--------v. tinkelen, tjingelen, snorren, trillen (v. e. snaar); tokkelen; doen ken of trillen; tokkelen (op)twang1[ twæng] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————twang2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский